2.  Ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen

 

2.1  Tijdelijk ouderdomspensioen geïndexeerd middelloonsysteem

 

2.1.1

Ingang en einde tijdelijk ouderdomspensioen

Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat in op de standaardpensioeningangsdatum en wordt uitgekeerd tot de AOW-datum, of als de gewezen deelnemer eerder overlijdt, tot en met de maand waarin hij overlijdt.

De AOW-vervangende component in het tijdelijk ouderdomspensioen, zoals bedoeld in 2.1.3 wordt uiterlijk uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.

 

2.1.2

Hoogte tijdelijk ouderdomspensioen

De maandelijkse opbouw van het tijdelijk ouderdomspensioen is gelijk aan de maandelijkse opbouw van het levenslang ouderdomspensioen vermeerderd met 2,25% van de franchise.

Een in enige maand vastgesteld negatief bedrag van de maandelijkse opbouw van levenslang ouderdomspensioen wordt daarbij in aanmerking genomen.

 

De hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen op enig tijdstip is gelijk aan het tot de maand of gedeelte van een maand opgebouwde tijdelijk ouderdomspensioen.

 

2.1.3

Maximum-AOW-vervangende component in tijdelijk ouderdomspensioen

Het verschilbedrag tussen tijdelijk ouderdomspensioen en het levenslang ouderdomspensioen bedraagt niet meer dan 100% van het gezamenlijke bedrag van de uitkering ingevolge artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de AOW en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het pensioen vóór en na de 65-jarige leeftijd, waarbij voor het pensioen na 65-jarige leeftijd de AOW-uitkering wordt meegerekend.

 


2.2  Levenslang ouderdomspensioen geïndexeerd middelloonsysteem

 

2.2.1

Ingang en einde levenslang ouderdomspensioen

Het levenslang ouderdomspensioen gaat in op de AOW-datum en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin gewezen deelnemer overlijdt.

 

2.2.2

Hoogte levenslang ouderdomspensioen

De maandelijkse opbouw van het levenslang ouderdomspensioen bedraagt

2,25% over het verschil tussen de inkomensgrondslag en de franchise.

 

De hoogte van het levenslang ouderdomspensioen op enig tijdstip is gelijk aan het tot en met enige maand of gedeelte van een maand opgebouwde levenslang ouderdomspensioen.

 

2.2.3

Maximumlevenslang ouderdomspensioen

Onverminderd het gestelde in 3.8 zal het levenslang ouderdomspensioen dat resteert na besteding van het VP-spaarsaldo en het BP-spaarsaldo conform 7.2. en na toepassing van herschikking conform 7.4 en vermeerderd met de AOW-uitkering (voor één gehuwde, zonder toeslag) niet uitgaan boven 100% van de inkomensgrondslag op het tijdstip van ingang, een en ander conform Wet LB artikel 18a, lid 7.

 

2.2.4

Indien het bepaalde in 2.2.5 of 2.2.6 van toepassing is, bedraagt de maandelijkse opbouw van het levenslang ouderdomspensioen 2,25% over het verschil tussen het opbouwgrensbedrag en de franchise.

 

2.2.5

Indien van een deelnemer in de maand oktober van het voorgaande jaar het vaste maandsalaris - exclusief eventuele bij arbeidsovereenkomst overeengekomen vaste persoonlijke toeslagen - meer bedroeg dan het in die maand geldende opbouwgrensbedrag wordt, bij voortzetting van de deelneming in het lopende jaar, de opbouw van het levenslang ouderdomspensioen beperkt tot maximaal het in de lopende maand geldende opbouwgrensbedrag en is hoofdstuk 3 eveneens van toepassing.

 

2.2.6

Indien bij aanvang van de deelneming in enige maand het vaste maandsalaris - exclusief eventuele bij arbeidsovereenkomst overeengekomen vaste persoonlijke toeslagen - meer bedraagt dan het in die maand geldende opbouwgrensbedrag, wordt in de navolgende maanden van dat jaar de opbouw van het levenslang ouderdomspensioen beperkt tot het geldende opbouwgrensbedrag en is hoofdstuk 3 eveneens van toepassing.

 

2.2.7

Indien het bepaalde in 2.2.5 of 2.2.6 van toepassing is en in enige maand bedraagt de inkomensgrondslag minder dan het opbouwgrensbedrag, dan is 2.2.2 van toepassing.


2.3  Levenslang nabestaandenpensioen

 

2.3.1

Recht op levenslang nabestaandenpensioen

Levenslang nabestaandenpensioen wordt verzekerd op risicobasis en wordt toegekend aan de nabestaande partner van:

a.      een deelnemer die overlijdt;

b.      een gewezen deelnemer 2000 die overlijdt vóór het bereiken van de AOW-datum mits de deelneming werd beëindigd na het bereiken van de 60-jarige leeftijd;

c.      een gewezen deelnemer die overlijdt en die uit hoofde van 2.8.7.1 of 2.8.7.2 of hoofdstuk 7 aanspraak had op levenslang nabestaandenpensioen.

 

2.3.1.1

Met ingang van de standaardpensioeningangsdatum respectievelijk de AOW-datum (voor de deelnemer 2000) kan de partner slechts verzekerd worden voor een levenslang nabestaandenpensioen indien hij alsdan partner was in de zin van dit reglement en levenslang nabestaandenpensioen middels de herschikkingsbepalingen van hoofdstuk 7 is verkregen.

 

2.3.1.2

De verzekering van levenslang nabestaandenpensioen vervalt niet door een opvolgend huwelijk tussen of wettelijke registratie van de (gewezen) deelnemer en zijn partner.

 

2.3.1.3

Enkelvoudig recht

Door toepassing van dit reglement zal, in verband met het gelijktijdig voldoen aan meerdere voorwaarden van deelneming krachtens 1.2, niet meer dan één levenslang nabestaandenpensioen tot uitkering komen.

 

2.3.2

Ingang en einde levenslang nabestaandenpensioen

Het levenslang nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op die waarop de (gewezen) deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande partner overlijdt.

 

2.3.3

Hoogte levenslang nabestaandenpensioen

Het levenslang nabestaandenpensioen ten behoeve van de nabestaande partner zoals bedoeld in 2.3.1, sub a en sub b in enige maand bedraagt 50% van de som van het laatstelijk vastgestelde vaste maandsalaris en de laatstelijk vastgestelde vaste ploegendiensttoeslag enerzijds, verminderd met 50% van de franchise anderzijds.

 

Voor de gewezen deelnemer ad 2.3.1, sub b wordt het aldus vastgestelde levenslang nabestaandenpensioen over de periode vanaf de beëindiging van de deelneming tot de datum van overlijden jaarlijks aangepast conform 2.7.

 

 


2.3.3.1.1

Deeltijdcorrectie

Indien het - voor de vaststelling van het uitzicht op levenslang ouderdomspensioen bij deelnemingstijd tot de standaardpensioeningangsdatum door extrapolatie bepaalde gemiddelde deeltijdpercentage - hoger is dan het in de maand van overlijden geldende deeltijdpercentage, wordt - voor de vaststelling van het levenslang nabestaandenpensioen als bedoeld in dit artikel - dit hogere gemiddelde deeltijdpercentage toegepast.

Bij de vaststelling van het gemiddelde deeltijdpercentage wordt het gemiddelde deeltijdpercentage uit hoofde van aanspraken 2000 meegewogen.

 

2.3.3.1.2

Samenloop deeltijdpensioen en deelnemerschap

Het levenslang nabestaandenpensioen van de deelnemer, niet-zijnde de deelnemer 2000, die ingevolge 1.4.5 gebruikmaakt van het recht op deeltijdpensioen bedraagt de som van de aanspraak die voortvloeit uit deeltijddeelnemerschap en de aanspraak die voortvloeit uit toepassing van herschikking ingevolge 7.4.

 

Het levenslang nabestaandenpensioen van de deelnemer 2000 die ingevolge 1.4.5 gebruikmaakt van het recht op deeltijdpensioen wordt vastgesteld naar analogie van 2.3.3.

 

2.3.3.2

Correctie vaste ploegendiensttoeslag

In afwijking van het gestelde in 1.5.3.2 wordt voor de vaststelling van de vaste ploegendiensttoeslag in de maand van overlijden als bedoeld in 2.3.3, het gemiddelde genomen van de vaste ploegendiensttoeslag in de lopende maand en de vaste ploegendiensttoeslagen in de 23 achterliggende maanden.

 

2.3.3.3

Correctie in verband met demotie

Bij demotie na het bereiken van de 55-jarige leeftijd wordt voor de toepassing van 2.3.3 het vaste maandsalaris gecorrigeerd.

Het gecorrigeerde vaste maandsalaris is de som van:

·        het voltijds vaste maandsalaris zoals dit van toepassing zou zijn geweest zonder demotie, vermenigvuldigd met deelnemingstijd, (inclusief deelnemingstijd krachtens pensioenreglement 2000) tot de maand van de demotie; en

·        het voltijds vaste maandsalaris op de datum van overlijden vermenigvuldigd met deelnemingstijd die is gelegen na de maand van demotie en tot de standaardpensioeningangsdatum;

welke som wordt gedeeld door deelnemingstijd, gerekend tot de standaardpensioeningangsdatum en waarbij de deelnemingstijd krachtens pensioenreglement 2000 wordt meegeteld.

Het aldus vastgestelde gecorrigeerde voltijds vaste maandsalaris wordt vervolgens vermenigvuldigd met het in de maand van overlijden - maar met inachtneming van het gestelde in 2.3.3.1 - geldende deeltijdpercentage.

 

 

 


2.3.3.4

Aanspraken 2000

Het levenslang nabestaandenpensioen voor de deelnemer 2000 is inclusief de aanspraken op levenslang nabestaandenpensioen en bijzonder levenslang nabestaandenpensioen welke ten behoeve van de partner en/of voormalige partner(s) worden ontleend aan pensioenreglement 2000.

 

2.3.3.5

Korting levenslang nabestaandenpensioen op grond van leeftijdsverschil

Indien de partner meer dan 20 jaar jonger is dan de deelnemer, wordt het overeenkomstig dit artikel berekende levenslang nabestaandenpensioen verminderd met 2% van dat pensioen voor elk jaar of gedeelte van een jaar, dat het leeftijdsverschil meer bedraagt dan 20 jaar.

 

2.3.3.6

Maximumlevenslang nabestaandenpensioen

Het totale levenslang nabestaandenpensioen krachtens 2.3, 4.7.2 en 4.7.5 vermeerderd met:

1.      aan andere uit dienstbetrekkingen of ambten ontleende of te ontlenen aanspraken op nabestaandenpensioen of uitkeringen ten behoeve van de nabestaande partner; en

2.      100% van de AOW-uitkering (voor één gehuwde, zonder toeslag);

 

gaat niet uit boven 70% van de inkomensgrondslag dan wel de bereikbare inkomensgrondslag op het tijdstip van ingang dan wel de hoogste inkomensgrondslag welke voortvloeit uit toepassing van 2.3.3.1, 2.3.3.2 en 2.3.3.3.

Een en ander conform Wet LB artikel 18b, lid 7.

 

2.3.3.7

De deelnemer ontvangt van het fonds een bewijs van verzekering voor levenslang nabestaandenpensioen.


2.4  Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen

 

2.4.1

Recht op Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen

Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen wordt verzekerd op risicobasis en wordt toegekend aan de nabestaande partner van:

·        een deelnemer die overlijdt;

·        een gewezen deelnemer die overlijdt vóór het bereiken van de AOW-datum mits de deelneming werd beëindigd na het bereiken van de 60-jarige leeftijd.

 

2.4.1.1

Op en na de standaardpensioeningangsdatum respectievelijk de AOW datum (voor de deelnemer 2000) bestaat slechts recht op een Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen indien alsdan wordt voldaan aan de partnerdefinitie van 1.1.11.

 

2.4.1.2

De verzekering van Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen vervalt niet door een opvolgend huwelijk tussen of wettelijke registratie van de (gewezen) deelnemer en zijn partner.

 

2.4.2

Enkelvoudig recht

Door toepassing van dit reglement zal, in verband met het gelijktijdig voldoen aan meerdere voorwaarden van deelneming krachtens 1.2, of meervoudige verzekering ingevolge 1.4.5 niet meer dan één Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen tot uitkering komen.

 

2.4.3

Ingang en einde Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen

Het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de nabestaande partner de 65-jarige leeftijd bereikt, of als de nabestaande partner eerder overlijdt, tot de laatste van de maand waarin hij overlijdt.

 

2.4.4

Hoogte Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen

Het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen in enige maand bedraagt 70% van de franchise.

 

Onverminderd het bepaalde in 3.8 zal het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen bij ingang niet meer bedragen dan 8/7 van de nominale uitkering ingevolge de Anw voor de partner, vermeerderd met de vakantie-uitkering, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen vóór en na de 65-jarige leeftijd van de nabestaande partner.

 

 

 


2.4.4.1

In afwijking van het gestelde in 1.5.2 wordt voor de vaststelling van het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen een franchise gehanteerd, berekend op basis van een deeltijdpercentage van 100.

 

2.4.4.2

Voor de vaststelling van het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen voor de deelnemer die uitsluitend deelneemt uit hoofde van arbeidsongeschiktheid wordt een franchise gehanteerd, welke is vermenigvuldigd met het voortzettingspercentage, zoals laatstelijk is vastgesteld ingevolge 6.2.3.

 

2.4.4.3

Op het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen komt een bedrag in mindering ter grootte van het kleinste bedrag van:

·        enerzijds het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen indien de onderhavige bepaling niet van toepassing zou zijn; en

·        de Anw-uitkering die de nabestaande partner geniet of had kunnen genieten, anderzijds.

 

2.4.4.4

Korting Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen

Indien de partner meer dan 20 jaar jonger was dan de deelnemer, wordt het overeenkomstig 2.4.4 berekende Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen verminderd met 2% van dat pensioen voor elk jaar of gedeelte van een jaar, dat het leeftijdsverschil meer bedroeg dan 20 jaar.

 

2.4.4.5

Anti-cumulatie met rechten bij derden

Indien de partner van de overleden deelnemer uit hoofde van een dienstverband aanspraak kan doen gelden op Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen dan wel soortgelijke uitkeringen, met uitzondering van uitkeringen uit hoofde van in privé gesloten verzekeringen, met het doel wettelijke Anw-uitkeringen aan te vullen of te vervangen, komen deze - voorzover deze minder bedragen dan het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen - in mindering op het krachtens dit reglement te verstrekken Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen.

 

2.4.5

De voor de verzekering van Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen benodigde premie wordt door het Bestuur vastgesteld en wordt ingehouden op het salaris respectievelijk op het tijdelijk ouderdomspensioen.

 

2.4.6

Bij beëindiging van deelneming anders dan door overlijden of anders dan door beëindiging na de 60-jarige leeftijd, komen de ingevolge dit hoofdstuk verzekerde aanspraken te vervallen.

 

2.4.7

De deelnemer ontvangt van het fonds een bewijs van verzekering voor Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen.


2.5  Wezenpensioen

 

2.5.1

Recht op wezenpensioen

Wezenpensioen wordt toegekend aan alle kinderen van een overleden (gewezen) deelnemer, voorzover de kinderen de 18-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en niet zijn geboren na de standaardpensioeningangsdatum.

 

Onder kind wordt verstaan (begrippen op basis van Nederlands recht):

·        een kind dat in een familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer, zoals een natuurlijk, erkend of geadopteerd kind;

·        een stiefkind;

·        een pleegkind, dat door de (gewezen) deelnemer als zijn eigen kind tot het tijdstip van zijn overlijden werd onderhouden.

 

2.5.1.1

De bovenvermelde leeftijdsgrens van 18 jaar wordt verhoogd tot 27 jaar voor:

 

a. kinderen:

·        van wie de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding en die - indien woonachtig en studerend in Nederland:

·        krachtens de Wet op de Studiefinanciering recht hebben op een uitkering dan wel;

·        krachtens de ‘18+ bepalingen’ van de Wet Tegemoetkoming Studiekosten recht hebben op een uitkering.

 

b. kinderen:

van wie de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door het verzorgen van het huishouden van de overleden (gewezen) deelnemer, of door het mede verzorgen van dat huishouden, mits tot dat huishouden ten minste drie andere kinderen jonger dan 27 jaar behoren.

 

2.5.2

Ingang en einde wezenpensioen

Het wezenpensioen gaat in op de dag volgend op die waarop de (gewezen) deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd uiterlijk tot de eerste van de maand volgend op die waarin niet meer wordt voldaan aan de in 2.5.1 gestelde voorwaarden of waarin het kind is overleden.

 

2.5.2.1

Een wezenpensioen, beëindigd wegens het niet meer voldoen aan de in 2.5.1.1 gestelde voorwaarden, wordt opnieuw toegekend ingeval wederom aan bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

 

2.5.3

Toetsing voorwaarden

De wees dient jaarlijks in de maanden maart en september, hierna genoemd toetsmaanden, die bewijsstukken aan het fonds te overleggen die nodig zijn voor voortgezette toekenning van wezenpensioen.

Beëindiging van wezenpensioen op grond van het niet meer voldoen aan de voorwaarden van 2.5.1.1 respectievelijk hernieuwde toekenning op grond van 2.5.2.1, geschiedt niet eerder dan op de eerste van de maand volgend op de toetsmaand.

 

2.5.4

Hoogte wezenpensioen bij overlijden van een deelnemer

Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het wezenpensioen per maand voor elk kind 10% van de som van het vaste maandsalaris en de vaste ploegendiensttoeslag.

 

2.5.4.1

Verdubbeling wezenpensioen

Het bedrag van het wezenpensioen wordt verdubbeld indien en zodra geen levenslang nabestaandenpensioen (meer) wordt uitgekeerd anders dan op grond van herschikking ingevolge 2.8.7.1 of 7.4.

 

Onder levenslang nabestaandenpensioen wordt in dit verband niet verstaan een pensioen uitgekeerd aan de (voormalige) partner van de deelnemer die niet de ouder, pleeg- of stiefouder is van de desbetreffende wees.

 

2.5.4.2

Maximumwezenpensioen

Het wezenpensioen per kind bedraagt maximaal 80% van de franchise.

In afwijking van het gestelde in 1.5.2, wordt voor bedoelde franchise een deeltijdpercentage gehanteerd ter grootte van 100.

 


2.6  Aanpassing van de pensioenaanspraken tijdens deelneming

 

2.6.1

De aanspraken:

·        op levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen;

·        op bijzonder levenslang ouderdomspensioen en bijzonder tijdelijk ouderdomspensioen voor de voormalige partner;

·        krachtens pensioenreglement 2000;

worden - bij voortzetting van de deelneming en met inachtneming van het bepaalde in 2.6.5 - per de eerste van elke maand aangepast op basis van de algemene loonindex Acordis.

 

2.6.2

Onder algemene loonindex Acordis wordt verstaan de inkomensverhoging die door de Directie als algemeen wordt aangemerkt.

 

2.6.3

Uitgangspunt voor de aanpassing is het ingevolge dit pensioenreglement in het vooruitzicht gestelde en uit te keren pensioenbedrag zoals dit laatstelijk de maand voorafgaande aan de aanpassing is vastgesteld.

 

2.6.4

De aanspraken van de voormalige partner op bijzonder levenslang nabestaandenpensioen die zijn verzekerd op het leven van de deelnemer worden jaarlijks per 1 januari aangepast overeenkomstig het bepaalde in 2.7.

 

2.6.5

De aanspraken van:

·        de deelnemer die arbeidsongeschikt is en op wie hoofdstuk 6 van toepassing is en voorzover deze aanspraken zijn of worden opgebouwd tijdens arbeidsongeschiktheid;

·        de deelnemer die deelneemt op grond van het recht op een bijdrage ten laste van FVP;

worden aangepast op basis van 2.7.

 


2.7 Aanpassing van de pensioenaanspraken na beëindiging van de deelneming

 

2.7.1

De ingevolge dit pensioenreglement in het vooruitzicht gestelde en uit te keren pensioenbedragen van:

·        de gewezen deelnemer, ook indien betrekking hebbend op de aanspraken van de voormalige partner; en

·        de deelnemer, indien en voorzover betrekking hebbend op de aanspraken op bijzonder levenslang nabestaandenpensioen van de voormalige partner; en

·        de nabestaanden van overleden (gewezen) deelnemer;

 

worden - met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde -

jaarlijks per 1 januari aangepast, wanneer de ontwikkeling van het prijspeil daartoe aanleiding geeft.

 

2.7.2

De omvang van de aanpassing wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de ontwikkeling van het prijspeil.

Onder ontwikkeling van het prijspeil wordt verstaan de ontwikkeling van een door het Bestuur, in overleg met de Directie, nader te bepalen door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd prijsindexcijfer.

De aanpassing in enig jaar zal niet meer dan 4% bedragen; indien echter de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds zulks toelaat, is een overschrijding van dit percentage mogelijk op basis van door het Bestuur te stellen regels welke de goedkeuring van de Directie behoeven.

 

2.7.3

Voor de vaststelling van de in 2.7.2 bedoelde ontwikkeling zal uitgegaan worden van het prijsindexcijfer van de maand september direct voorafgaand aan de aanpassingsdatum en het prijsindexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande jaar.

 

2.7.4

Uitgangspunt voor de aanpassing is het ingevolge dit pensioenreglement in het vooruitzicht gestelde en uit te keren pensioenbedrag, zoals dit laatstelijk op 31 december voorafgaand aan de aanpassing is vastgesteld.

 

2.7.5

Het Bestuur is bevoegd, op verzoek van de Directie, binnen wettelijke kaders, op grond van terzake doende ontwikkelingen, een nadere correctie op de volgens dit artikel bepaalde omvang van de aanpassing toe te passen.


2.8  Beëindiging van de deelneming vóór de standaardpensioeningangsdatum

 

2.8.1

Premievrije aanspraken op pensioen

Aan de deelnemer wiens deelneming vóór de standaardpensioeningangsdatum anders dan door overlijden wordt beëindigd, wordt een premievrije aanspraak op levenslang ouderdomspensioen, tijdelijk ouderdomspensioen en wezenpensioen toegekend.

 

2.8.2

Aanwending spaarsaldi

Het BP-spaarsaldo wordt direct bij het einde van de deelneming standaard en uitsluitend aangewend voor:

·        premievrij levenslang ouderdomspensioen alsmede een tijdelijk ouderdomspensioen van gelijke hoogte;

en eventueel door toepassing van 2.8.7 voor

·        premievrij levenslang nabestaandenpensioen; en

·        premievrij wezenpensioen.

 

Het VP-spaarsaldo wordt direct bij het einde van de deelneming standaard en uitsluitend aangewend voor: 

·        premievrij tijdelijk ouderdomspensioen; en

·        premievrij levenslang ouderdomspensioen; en

·        levenslang nabestaandenpensioen waarvan de risicodekking eerst vanaf de AOW-datum in werking treedt;

en eventueel door toepassing van 2.8.7 voor

·        premievrij direct ingaand levenslang nabestaandenpensioen; en

·        premievrij wezenpensioen.

 

2.8.2.1

Indien binnen 12 maanden na beëindiging van de deelneming waardeoverdracht ingevolge 2.9 plaatsvindt, wordt vorenbedoelde omzetting ongedaan gemaakt en worden het BP-spaarsaldo en VP-spaarsaldo onderdeel van de wiskundige waarde, zoals in 2.9 bedoeld, gecorrigeerd voor interest en gelopen sterfterisico.

 

2.8.3

Naast de aanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement behoudt de gewezen deelnemer 2000, de op basis van 2.6.1 van dit pensioenreglement - over deelnemingstijd vanaf 1 januari 2001 - geïndexeerde pensioenaanspraken uit hoofde van pensioenreglement 2000.

 

2.8.4

Het levenslang nabestaandenpensioen, het Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen hebben, met inachtneming van het bepaalde in 2.4.1, geen premievrije waarde met uitzondering van de op grond van 4.3.2 te verwerven aanspraak.

 


2.8.5

Aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen en levenslang ouderdomspensioen

De premievrije aanspraak op levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen wordt bepaald door de hoogte van de respectievelijk bereikte aanspraken in de maand van beëindiging van de deelneming.

 

2.8.6.1

Correcties met terugwerkende kracht op inkomensgrondslagcomponenten uit hoofde van algemene loonsverhogingen die gevolgen hebben voor de Acordis Loonindex leiden tot overeenkomstige toepassing van 2.6 als ware de deelneming niet beëindigd.

 

2.8.6.2

Correcties met terugwerkende kracht op inkomensgrondslagcomponenten alsmede correcties op het deeltijdpercentage die door Acordis meer dan twee maanden na beëindiging van de deelneming met de gewezen deelnemer worden verrekend, hebben geen gevolgen voor premievrije aanspraken, spaarsaldi en waardeoverdrachtssommen.

Het Bestuur is bevoegd in bijzondere gevallen anders te beslissen.

 

2.8.7.1

Meeverzekering van levenslang nabestaandenpensioen

Op schriftelijk verzoek van de (gewezen) deelnemer, wordt direct na beëindiging van de deelneming, een gedeelte van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen en een gelijk gedeelte van de aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen omgezet in een aanspraak op levenslang nabestaandenpensioen ter grootte van 70% van het na omzetting resterende levenslang ouderdomspensioen.

Hiertoe ontvangt de gewezen deelnemer terstond na beëindiging van de deelneming een opgave van het fonds met betrekking tot zijn aanspraken en de mogelijkheid voor omzetting zoals in de vorige volzin bedoeld.

 

2.8.7.2

Vanaf de datum van beëindiging van de deelneming en na toepassing van 2.8.7.1 hebben de gewezen deelnemer en zijn partner het recht de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en een eventueel toegekende aanspraak op levenslang nabestaandenpensioen ingevolge 2.8.7.1 te herschikken op basis van de herschikkingbepaling van 7.4, met die restrictie dat een verhoging van de dekking voor levenslang nabestaandenpensioen slechts wordt doorgevoerd indien het overlijden niet binnen zes maanden na indiening van het verzoek heeft plaatsgevonden.

Aanpassing geschiedt op gezamenlijk schriftelijk verzoek van de gewezen deelnemer en zijn partner en wordt beperkt tot één aanpassing per kalenderjaar tot ingang van het ouderdomspensioen.

 


2.8.7.3

Het levenslang nabestaandenpensioen waarop recht ontstaat door de omzetting, wordt als volgt berekend.

Afhankelijk van de gewenste verhouding tussen levenslang ouderdomspensioen en levenslang nabestaandenpensioen wordt het bedrag van het levenslang ouderdomspensioen op de datum van beëindiging van de deelneming vermenigvuldigd met de geslachtsonafhankelijke ruilvoet bij de leeftijd van de gewezen deelnemer op die datum volgens Tarief 2001.

 

2.8.8

Aanspraak op premievrij wezenpensioen

De premievrije aanspraak op wezenpensioen bedraagt per kind 20% van het levenslang nabestaandenpensioen dat uit hoofde van 2.8.7.1 is vastgesteld of had kunnen worden vastgesteld.

 

2.8.9.1

Maximering wezenpensioen

De premievrije aanspraak op wezenpensioen per kind bedraagt niet meer dan het maximum wezenpensioen conform 2.5.4.2.

Indien het aantal kinderen dat recht heeft op wezenpensioen groter is dan vijf, wordt elk van de wezenpensioenen met eenzelfde gedeelte verlaagd, zodanig dat de som van de uitgekeerde wezenpensioenen gelijk is aan het ongekorte wezenpensioen voor vijf kinderen.

 

2.8.9.2

Het bedrag van het wezenpensioen wordt verdubbeld indien en zodra geen levenslang nabestaandenpensioen (meer) wordt uitgekeerd.

Indien de overleden (gewezen) deelnemer geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden tot verzekering van levenslang nabestaandenpensioen ingevolge 2.8.7.1 of 7.4 wordt het wezenpensioen alleen verdubbeld als de partner overlijdt of is overleden.

 

2.8.9.3

Onder levenslang nabestaandenpensioen wordt in dit verband niet verstaan een pensioen uitgekeerd aan de (voormalige) partner van de deelnemer die niet de ouder, pleeg- of stiefouder is van de desbetreffende wezen.

 

2.8.9.4

Telkens wanneer het aantal pensioengerechtigde kinderen wijzigt, zal, indien als gevolg van 2.8.9.1 een korting is toegepast, een nieuwe berekening worden uitgevoerd.

 

2.8.9.5

Op de in dit artikel bedoelde premievrije aanspraken blijven, voorzover naar het oordeel van het Bestuur nodig voor de uitvoering van de pensioentoezegging, de bepalingen van dit pensioenreglement, zoals dit luidt op het tijdstip van beëindiging van de deelneming, van toepassing.


2.8.10.1

Afkoop

De premievrije aanspraken worden - met inachtneming van artikel 32b van de PSW - door het Bestuur vervangen door een bedrag ineens ter grootte van de wiskundige waarde, indien:

 

- waardeoverdracht

individuele waardeoverdracht ingevolge 2.9 van toepassing is; of

 

- ‘klein’ bedrag

het pensioen het bedrag zoals genoemd in artikel 32, lid 5 en lid 6 van de PSW niet te boven gaat en vervanging door een bedrag ineens niet eerder geschiedt dan op het in het desbetreffende artikel bepaalde moment;

 

- binnen één jaar

de deelneming anders dan door ingang van ouderdomspensioen, of door overlijden eindigt voordat de deelneming één jaar heeft geduurd en waarbij, voor de vaststelling van de periode van deelneming, als deelnemingstijd tevens de pensioenopbouwjaren uit hoofde van pensioenreglement 2000 meetellen en er geen extra deelnemingstijd is toegerekend op grond van inkomende waardeoverdracht ex 2.10.

 

2.8.10.2

Wiskundige waarde

De wiskundige waarde wordt vastgesteld volgens door het Bestuur te stellen regels.

De wiskundige waarde zal niet minder bedragen dan de som van:

·        het totaal van door de deelnemer betaalde bijdragen met uitzondering van de bijdragen voor Anw-vervangend tijdelijk nabestaandenpensioen;

·        het spaarsaldo krachtens hoofdstuk 4.

 

2.8.10.3

De (gewezen) deelnemer ontvangt van het fonds een bewijs van verzekering voor de in dit hoofdstuk genoemde pensioenaanspraken.

 

 


2.9  Uitgaande waardeoverdracht

 

2.9.1

Recht op waardeoverdracht gewezen deelnemer

Indien in een individueel geval van beëindiging van de deelneming de gewezen deelnemer in dienst treedt bij een niet tot Acordis behorende onderneming en uit dien hoofde pensioenaanspraken verwerft jegens een andere instelling, zullen de premievrije aanspraken worden vervangen door een bedrag ineens ter grootte van de wiskundige waarde een en ander met inachtneming van de desbetreffende bepalingen in de PSW en het bepaalde in 2.8.2.1.

 

Door de overdracht van de wiskundige waarde vervallen de aanspraken van de gewezen deelnemer op de premievrije rechten op pensioen en de spaarsaldi bij het fonds.

 

2.9.1.1

Met een instelling wordt bedoeld de instelling:

·        waarop de Pensioen- & Verzekeringskamer toezicht houdt;

·        die bij ministeriële regeling is aangewezen;

·        die in het buitenland is gevestigd en waaraan de Pensioen- & Verzekeringskamer ontheffing heeft verleend.

 

2.9.2

Wiskundige waarde

De wiskundige waarde wordt berekend op basis van de in het kader van waardeoverdrachten geldende regels bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur en door het Bestuur te stellen regels.

De wiskundige waarde wordt uitbetaald aan de instelling tegen toekenning door laatstgenoemde van gelijkwaardige pensioenaanspraken aan de betrokken gewezen deelnemer.

 

2.9.3

Overdracht te verevenen ouderdomspensioen

De waardeoverdracht omvat ook het deel van het levenslang ouderdomspensioen en het tijdelijk ouderdomspensioen waarop de voormalige partner uit hoofde van scheiding een recht op uitbetaling heeft, alsmede het bijzonder levenslang nabestaandenpensioen ingevolge 2.11.9.

Voor deze overdracht is de toestemming van de voormalige partner nodig.

 

2.9.4

Recht op waardeoverdracht andere belanghebbenden

De voormalige partner van een (gewezen) deelnemer heeft recht op waardeoverdracht van de eigen aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen en levenslang ouderdomspensioen na conversie als bedoeld in 2.11.13.

 

2.9.5

Het bepaalde in 2.9.1 vindt toepassing indien de gewezen deelnemer na beëindiging van zijn dienstverband met Acordis, een verzoek tot waardeoverdracht heeft ingediend conform het bepaalde in het Besluit reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht.


2.10  Inkomende waardeoverdracht

 

2.10.1

Indien een deelnemer voorafgaand aan zijn dienstverband met Acordis premievrije pensioenaanspraken heeft verworven bij een andere pensioenverzekeraar uit hoofde van een dienstverband, wordt aan deze deelnemer een volgens 2.10.2 vastgestelde extra deelnemingstijd toegekend, mits de deelnemer een verzoek tot waardeoverdracht bij het fonds heeft ingediend en het fonds bedoelde waarde heeft ontvangen.

 

2.10.2.1

Indien het vaste maandsalaris gelijk is aan of minder bedraagt dan het opbouwgrensbedrag wordt de waarde volledig herleid naar pensioenaanspraken krachtens de middelloonpensioenregeling.

 

2.10.2.2

Indien het vaste maandsalaris meer bedraagt dan het opbouwgrensbedrag wordt de waarde herleid naar zowel pensioenaanspraken krachtens de middelloonpensioenregeling als naar een BP-spaarsaldo en wel op basis van de verhouding tussen het opbouwgrensbedrag enerzijds en het verschil tussen het vaste maandsalaris en het opbouwgrensbedrag anderzijds; in formule:

 

(opbouwgrensbedrag)  :  (vaste maandsalaris  -/-  opbouwgrensbedrag).

 

2.10.2.3

Uit hoofde van de ingekochte aanspraak op levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen wordt extra deelnemingstijd toegerekend.

 

Een en ander op basis van door het Bestuur te stellen regels en met inachtneming van regels bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur.

 

2.10.3

Indien de waardeoverdracht mede omvat een recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen aan de voormalige partner van de deelnemer, verkrijgt bedoelde voormalige partner jegens het fonds een recht op uitbetaling van een deel van het tijdelijk ouderdomspensioen en het levenslang ouderdomspensioen, dat is vastgesteld conform het bepaalde in de Regeling voor berekening in geval van waarde-overdracht. Het aldus vastgestelde recht op uitbetaling wordt voor de toepassing van dit reglement aangemerkt als een recht op uitbetaling als bedoeld in 2.11.

 


2.11  Scheiding

 

Onverminderd het bepaalde in 3.9, 4.10 en 10.1.1 gelden de volgende bepalingen.

 

2.11.1

Verevening van tijdelijk ouderdomspensioen en levenslang ouderdomspensioen

Ingeval van scheiding - maar uitsluitend van een partner ingevolge 1.1.11, sub 1 en 2 - van een (gewezen) deelnemer verkrijgt de voormalige partner jegens het fonds, recht op uitbetaling van een bijzonder levenslang ouderdomspensioen en bijzonder tijdelijk ouderdomspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

 

2.11.2

Hoogte van verevening

Het bijzonder levenslang ouderdomspensioen en het bijzonder tijdelijk ouderdomspensioen bedragen:

·        de helft van het tijdelijk ouderdomspensioen; en

·        de helft van het levenslang ouderdomspensioen als bedoeld in 2.8.5; en

·        de overgangsbepalingen krachtens 10.2 en 10.3;

waarop recht zou bestaan indien de (gewezen) deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen aan de regeling gedurende de na 31 december 2000 gelegen deelnemingstijd tussen:

1.      de sluiting van het huwelijk met bedoelde partner en de datum van scheiding; of

2.      het aangaan van het geregistreerde partnerschap en de datum van scheiding.

 

Als waardeoverdracht heeft plaatsgevonden na 31 december 2000 dient daarbij mede in aanmerking genomen te worden het deel van de fictieve deelnemingstijd dat toegerekend kan worden aan de periode waarin de voormalige partners gehuwd waren of waarin een geregistreerd partnerschap heeft bestaan, gedurende de deelneming bij de vorige pensioenverzekeraar(s).

Indien de hoofdstukken 3 en 4 van toepassing zijn, wordt een deel van het op de pensioendatum aangekochte tijdelijk ouderdomspensioen en/of levenslang ouderdomspensioen mede in aanmerking genomen.

Bedoeld deel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in 3.9, 4.10 en 10.1.1.

 

2.11.3

Uitzonderingen

Het bepaalde in 2.11.1 vindt geen toepassing indien:

·        de (gewezen) deelnemer of de voormalige partner niet binnen twee jaar hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het fonds;

of

·        de (gewezen) deelnemer en de voormalige partner de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij (of bij wettelijke registratie naar analogie van) huwelijkse voorwaarden of bij een aan het fonds overgelegde schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding;

of

·        het bijzonder tijdelijk ouderdomspensioen op het tijdstip van de scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 32, lid 5 en lid 6 van de PSW niet te boven gaat.

 

 


2.11.4

Aanpassing van de aanspraken

Het te verevenen deel van de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen wordt overeenkomstig 2.6 respectievelijk 2.7 aangepast.

 

2.11.5

De overeenkomstig dit artikel aan de voormalige partner verleende aanspraken op bijzonder levenslang ouderdomspensioen en bijzonder tijdelijk ouderdomspensioen komen in mindering op het aan de (gewezen) deelnemer uit te betalen ouderdomspensioen.

 

2.11.6

Ingang en einde van recht op uitbetaling

Het recht van de voormalige partner van de (gewezen) deelnemer op uitbetaling gaat in bij ingang van het tijdelijk ouderdomspensioen respectievelijk het levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer.

 

2.11.6.1

Het recht van de voormalige partner van de gepensioneerde gewezen deelnemer op uitbetaling gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het fonds melding conform 2.11.3 heeft ontvangen.

 

Het recht op uitbetaling eindigt als het betreffende pensioen van de gepensioneerde gewezen deelnemer eindigt of als de voormalige partner voordien overlijdt, aan het eind van de maand van diens overlijden of als de voormalige partner opnieuw aan de definitie van partner conform 1.1.11, sub 1 of sub 2 voldoet.

 

2.11.7

Herschikkingsrecht verevend pensioen

Op het overeenkomstig dit artikel aan de voormalige partner verleende aanspraken op bijzonder levenslang ouderdomspensioen en bijzonder tijdelijk ouderdomspensioen zijn de herschikkingsbepalingen van 2.8.7 van toepassing.

 

2.11.8

Ingeval van scheiding van een deelnemer 2000 verkrijgt de voormalige partner, indien en voorzover de huwelijksjaren dan wel de jaren van wettelijke partnerregistratie samenvallen met opbouwjaren vóór 1 januari 2001, naast de aanspraken op basis van dit pensioenreglement, recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen op grond van de tot en met 31 december 2000 geldende pensioenregeling.

Dit bijzonder ouderdomspensioen wordt overeenkomstig 2.6 respectievelijk 2.7 aangepast.

 

2.11.9

Aanspraak op levenslang nabestaandenpensioen

Bij scheiding, uitgezonderd scheiding van tafel en bed, wordt, indien 2.8.7 en/of 7.4 is toegepast, aan de gewezen partner aanspraak op bijzonder levenslang nabestaandenpensioen verleend ter grootte van de aanspraak die de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner heeft.

 

 

Bij scheiding, uitgezonderd scheiding van tafel en bed, van een (gewezen) deelnemer 2000 wordt aan de voormalige partner aanspraak op bijzonder levenslang nabestaandenpensioen verleend ter grootte van de aanspraak die ten behoeve van die voormalige partner op basis van de overgangsbepalingen krachtens 10.1 bestaat.

 

2.11.10.1

Afzien van levenslang nabestaandenpensioen

In afwijking van het bepaalde in 2.11.9 vervalt het recht op levenslang nabestaandenpensioen van de voormalige partner indien de partners - naar analogie van of bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding - overeenkomen dat de voormalige partner afstand doet van zijn recht op het levenslang nabestaandenpensioen.

 

2.11.10.2

Het fonds is slechts gebonden aan de huwelijkse voorwaarden of de overeenkomst als bedoeld in 2.11.10.1 indien binnen twee jaar na scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de huwelijkse voorwaarden of de overeenkomst aan het fonds is overgelegd.

Alsdan zal het recht op levenslang nabestaandenpensioen weer worden omgezet in een recht op levenslang ouderdomspensioen en een recht op tijdelijk ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer. Dit levenslang ouderdomspensioen is gelijk aan het bedrag van het levenslang nabestaandenpensioen, op de eerste dag van de maand waarin het hiervoor bedoelde afschrift of uittreksel is ontvangen, gedeeld door de geslachtsonafhankelijke ruilvoet bij de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op die datum volgens Tarief 2001.

 

2.11.11

Het bepaalde in 2.11.9 vindt geen toepassing, indien met inachtneming van het bepaalde in artikel 8a van de PSW, door partijen anders wordt overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of bij een op geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, of indien de rechter bij vonnis tot scheiding op hun gemeenschappelijk verzoek anders beslist.

 

2.11.12

Voor de toepassing van dit reglement op het in 2.7 bedoelde bijzonder levenslang nabestaandenpensioen zal de betrokken voormalige partner als partner van de (gewezen) deelnemer worden beschouwd.

De voormalige partner ontvangt een bewijs van aanspraken.


2.11.13

Conversie

De vastgestelde aanspraken op bijzonder levenslang ouderdomspensioen en bijzonder tijdelijk ouderdomspensioen kunnen vóór ingang ervan op de standaardpensioeningangsdatum en samen met het bijzonder levenlang nabestaandenpensioen en uitsluitend ingeval van echtscheiding of beëindiging van de wettelijke partnerregistratie, worden omgezet in een eigen recht op ouderdomspensioen van de voormalige partner.

Bij deze omzetting gelden de volgende voorwaarden en bepalingen:

·        de (gewezen) deelnemer en de voormalige partner zijn bij (of bij wettelijke registratie naar analogie van) huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding bedoelde omzetting overeengekomen;

·        de omzetting geschiedt op basis van de geslachtsafhankelijke ruilvoet bij de leeftijden van de (gewezen) deelnemer en de voormalige partner volgens Tarief 2001;

·        onafhankelijk van het in leven zijn van de voormalige partner zullen op het pensioen van de (gewezen) deelnemer, in verband met de omzetting, aftrekbedragen in mindering komen;

·        de aanspraak op omgezet ouderdomspensioen van de voormalige partner en de genoemde aftrekbedragen worden overeenkomstig 2.7 aangepast;

·        het Bestuur kan ten aanzien van de omzetting nadere voorwaarden stellen;

·        het Bestuur is bevoegd om de kosten van omzetting bij de (gewezen) deelnemer en de voormalige partner in rekening te brengen.

 

Na toepassing van conversie worden de desbetreffende aanspraken aangepast ingevolge 2.7.