4.  Vrijwillig pensioensparen

 

4.1  Inleiding

 

Voorzover in dit hoofdstuk daarvan niet wordt afgeweken zijn de bepalingen van hoofdstuk 2 van overeenkomstige toepassing op de in dit hoofdstuk bedoelde pensioenen.

 

 

4.2  Recht op Vrijwillig Pensioensparen

 

Tenzij anders vermeld worden de overeenkomstig dit hoofdstuk in enig jaar te sparen bedragen vastgesteld op basis van de per 31 december van het voorafgaande jaar geldende grondslagen.

De deelnemer heeft, voorzover hij niet deelneemt op grond van 1.2.2.3 of 1.2.2.4 of 1.2.2.6 de mogelijkheid om voor pensioen te sparen middels de modules van dit hoofdstuk met inachtneming van het hierbij gestelde en volgens Tarief 2001.

De deelnemer 2000 kan niet sparen middels module IV.

 

 

4.3  VP-spaarmodules

 

4.3.1

Spaarmodule I

Tijdelijk ouderdomspensioen tussen 60 en 62 jaar

De deelnemer kan in spaarmodule I sparen voor inkoop van een tijdelijk ouderdomspensioen tussen 60 jaar en 62 jaar.

 

Maximumopbouw

Het in enige maand van deelneming op te bouwen tijdelijk ouderdomspensioen is gelijk aan de maandelijkse opbouw van het tijdelijk ouderdomspensioen krachtens 2.1.2 en met inachtneming van 2.1.3.

 

4.3.1.1

De deelnemer die een spaarsaldo opbouwt in spaarmodule I geeft daarmee uiting aan zijn stellig voornemen een vervroegde standaardpensioeningangsdatum aan te wijzen en wel voorzover het spaarsaldo daartoe toereikend blijkt te zijn.

Alsdan zijn de bepalingen met betrekking tot herschikking van aanspraken krachtens hoofdstuk 7 vanaf de vervroegde standaardpensioeningangsdatum van toepassing.

 

4.3.2

Spaarmodule II

Uitgesteld levenslang nabestaandenpensioen

De deelnemer kan in spaarmodule II sparen voor inkoop van een verzekering van levenslang nabestaandenpensioen met risicodekking en uitkering vanaf de eerste van de maand volgend op de overlijdensdatum (van de alsdan gewezen deelnemer) indien de overlijdensdatum is gelegen na de AOW-datum.

 


Maximumopbouw

Het in enige maand van deelneming op te bouwen uitgesteld levenslang nabestaandenpensioen als hiervoor bedoeld, bedraagt niet meer dan 1,58% over het verschil tussen de inkomensgrondslag en een bedrag ter grootte van de wettelijk toegestane minimumfranchise op maandbasis.

 

4.3.3

Spaarmodule III

Levenslang ouderdomspensioen vanaf de AOW-datum

De deelnemer kan in spaarmodule III sparen voor inkoop van levenslang ouderdomspensioen ingaande op de AOW-datum.

 

Maximumopbouw

Het in enige maand van deelneming op te bouwen levenslang ouderdomspensioen bedraagt niet meer dan 2,25% over het verschil tussen:

 

·        het kleinste bedrag van de franchise per 1 januari van het lopende jaar en het vaste maandsalaris enerzijds; en

·         de wettelijk toegestane minimumfranchise per 1 januari van het lopende jaar, indien van toepassing omgerekend naar deeltijd, op maandbasis, anderzijds.

 

4.3.4

Spaarmodule IV

Tijdelijk ouderdomspensioen en levenslang ouderdomspensioen vanaf de standaardpensioeningangsdatum

De deelnemer - met uitzondering van de deelnemer 2000:

·        wiens deelneming is aangevangen tussen 1 januari 2001 en 1 januari 2003; en

·        die in de maand van aanvang van deelneming 40 jaar of ouder is;

kan in spaarmodule IV sparen voor inkoop van levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen ingaande op de standaardpensioeningangsdatum.

 

Eventuele bijdragen van de werkgever in module IV worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als bijdragen van de werknemer.

 

Maximumopbouw

Het totaal op te bouwen levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt - op basis van het vaste maandsalaris en de vaste ploegendiensttoeslag bij aanvang van de deelneming - niet meer dan het verschil tussen:

 

1.      de fictieve (eindloon)aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen die naar analogie van dit reglement vanaf de standaardpensioeningangsdatum echter op basis van een opbouwpercentage van 2,0% per dienstjaar, zouden voortvloeien uit dienstjaren bij vorige werkgevers:

a.   voorzover deze op basis van een adequate diensttijdadministratie kunnen worden vastgesteld, rekening houdend met de mate waarin eventueel in deeltijd werd gewerkt en rekening houdend met de beperkingen voor in het buitenland doorgebrachte diensttijd (artikel 10a, lid 1, letter b en lid 2 UBL 1965);

b.   voorzover gelegen vóór 8 juli 1994; en/of

c.    voorzover gelegen na 8 juli 1994 indien gebruik is gemaakt van waardeoverdracht.

2.      de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen die krachtens dit reglement vanaf de standaardpensioeningangsdatum op grond van waardeoverdracht zijn of zouden zijn ontstaan waarbij voor deze berekening de toepassing van het gestelde in 2.10.2.2 met betrekking tot het opbouwgrensbedrag buiten beschouwing blijft.

 

4.4  VP-spaarbedrag

 

Op schriftelijk verzoek van de deelnemer worden door Acordis de maandelijkse koopsommen op het salaris ingehouden. Een dergelijk verzoek dient op de eerste van de maand van ingang (van de wijziging) te worden ingediend.

Acordis draagt zorg voor afdracht van de koopsommen aan het fonds.

De maandelijkse koopsommen zijn niet hoger dan de bedragen vastgesteld op basis van de geslachtsonafhankelijke tabel in Tarief 2001.

 

De VP-spaarbedragen worden op naam van de deelnemer geregistreerd.

 

 

4.5  Keuze spaarmodule

 

Het VP-spaarsaldo wordt opgebouwd uit:

·        het door de deelnemer ten behoeve van aanvullend pensioen betaalde VP-spaarbedrag;

·        het nettobeleggingsrendement op basis van de door de deelnemer gekozen beleggingsmodule.

 

De kosten voor het aanhouden van de rekening komen ten laste van het fonds.

 

 

4.6  Keuze beleggingsmodule

 

De deelnemer bepaalt welke beleggingsmodule van toepassing is voor zijn spaarsaldo. De keuze voor een beleggingsmodule wordt gemaakt voorafgaand aan de maand van de eerste inleg van een VP-spaarbedrag.

De keuze van de beleggingsmodule geldt voor de toekomstige spaarbedragen.

 

De deelnemer kan zijn keuze eenmaal per jaar kostenloos wijzigen. De wijziging wordt doorgevoerd per 1 januari van het volgende jaar.

 

De deelnemer kan de beleggingsmodule van het reeds opgebouwde VP-spaarsaldo geheel of gedeeltelijk wijzigen. Deze wijziging is eenmaal per jaar kostenloos, voor volgende wijzigingen kunnen kosten in rekening worden gebracht.

 

Het Bestuur kan hiervoor, in overleg met Acordis, nadere voorwaarden en richtlijnen vaststellen.

 


4.7  Aanwending VP-spaarsaldo

 

4.7.1

Het spaarsaldo van de spaarmodule I wordt, tenzij 7.3 van toepassing is, aangewend, op basis van door het Bestuur vastgestelde geslachtsonafhankelijke waarderingsgrondslagen, voor inkoop op de vervroegde standaardpensioeningangsdatum van een tijdelijk ouderdomspensioen tussen 60 jaar en 62 jaar.

 

4.7.2

Het spaarsaldo van de spaarmodule II wordt - met inachtneming van 2.3.3.6 - op de standaardpensioeningangsdatum, tenzij 7.3 van toepassing is, aangewend, op basis van door het Bestuur vastgestelde geslachtsonafhankelijke waarderingsgrondslagen, voor verhoging van nabestaandenpensioen.

 

4.7.3

Het spaarsaldo van spaarmodule III wordt op de standaardpensioeningangsdatum, tenzij 7.3 van toepassing is, aangewend, op basis van door het Bestuur vastgestelde geslachtsonafhankelijke waarderingsgrondslagen, voor verhoging van ouderdomspensioen vanaf de AOW-datum.

 

4.7.4

Het spaarsaldo van spaarmodule IV wordt op de standaardpensioeningangsdatum, tenzij 7.3 met betrekking tot vervroeging van de standaardpensioeningangsdatum van toepassing is, aangewend, op basis van door het Bestuur vastgestelde geslachtsonafhankelijke waarderingsgrondslagen, voor verhoging van het levenslang ouderdomspensioen en het tijdelijk ouderdomspensioen en wel zodanig als ware er extra deelnemingstijd toegekend.

 

Een en ander op basis van door het Bestuur te stellen regels en met inachtneming van regels bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur.

 

4.7.5

Als de deelnemer vóór de standaardpensioeningangsdatum overlijdt met achterlating van een partner en/of kinderen, worden de VP-spaarsaldi - met inachtneming van 2.3.3.6 - aangewend voor aankoop van direct ingaand levenslang nabestaandenpensioen ten behoeve van die partner en wezenpensioen ten behoeve van de kinderen in verhouding 5 : 1, dan wel, indien er geen overlevende partner is, voor aankoop van wezenpensioen.

 

Op het aldus krachtens dit reglement toe te kennen totale levenslang nabestaandenpensioen en totale wezenpensioen zijn de respectievelijke maxima aangeduid in 2.3.3.6, 2.4.4 en 2.5.4.2 van overeenkomstige toepassing.

 

4.7.6

Als de deelnemer vóór de standaardpensioeningangsdatum overlijdt zonder achterlating van een partner en/of kinderen vervalt het VP-spaarsaldo aan het fonds.

 


4.8  Afkoop bij overschrijding fiscaal maximum

 

Als blijkt dat door aanwending van het BP-spaarsaldo en het eventuele VP-spaarsaldo tezamen het totale ouderdomspensioen krachtens dit reglement op de standaardpensioeningangsdatum meer bedraagt dan het in hoofdstuk IIB van de Wet LB bedoelde maximum, zal het meerdere worden afgekocht.

 

Als blijkt dat door aanwending van het BP-spaarsaldo en het eventuele VP-spaarsaldo tezamen het totale nabestaandenpensioen respectievelijk het totale wezenpensioen krachtens dit reglement bij ingang meer komt te bedragen dan het in hoofdstuk IIB van de Wet LB bedoelde maxima, vervalt het meerdere aan het fonds.

 

De afkoopsom wordt onder inhouding van de wettelijk verschuldigde bedragen aan de gepensioneerde uitgekeerd.

 

 

4.9  Aanpassing van aanspraken

 

De bepalingen krachtens 2.7 met betrekking tot aanpassing van de pensioenaanspraken na beëindiging van de deelneming, zijn van toepassing op de in dit hoofdstuk bedoelde pensioenen.

 

 

4.10  Scheiding

 

4.10.1

Verevening

Onverminderd het bepaalde in 2.11 gelden de volgende bepalingen.

Bij scheiding - maar uitsluitend van een partner ingevolge 1.1.11, sub 1 en 2 - verkrijgt de voormalige partner recht op uitbetaling van tijdelijk ouderdomspensioen en levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van een deel van het VP-spaarsaldo.

Dit deel is gelijk aan de helft van het spaarsaldo waarop de (gewezen) deelnemer recht heeft gekregen gedurende de na 31 december 2000 gelegen deelnemingstijd tussen:

·        de laatste van de maand volgend op de datum van sluiting van het huwelijk, dan wel aanvang van de wettelijke partnerregistratie met bedoelde partner; en

·        de eerste van de maand volgend op de datum van scheiding.

 

De hoogte van het recht op uitbetaling van pensioen wordt vastgesteld door omzetting van het hiervoor vastgestelde deel van het spaarsaldo naar pensioenaanspraken als ware er sprake van beëindiging van de deelneming conform 2.8.

Op het recht op uitbetaling zijn de voorwaarden van 2.1.1 van toepassing.

 

4.10.2

Bijzonder uitgesteld nabestaandenpensioen

Bij scheiding, uitgezonderd scheiding van tafel en bed, wordt aan de gewezen partner aanspraak op bijzonder uitgesteld levenslang nabestaandenpensioen verleend op basis van het VP-spaarsaldo dat betrekking heeft op spaarmodule II.