10.  Overgangen

 

10.1  Overgangsbepalingen met betrekking tot aanspraken krachtens het

         tot en met 2000 geldende pensioenreglement

 

10.1.1

Gewezen deelnemers

De rechten en aanspraken op pensioen van gewezen deelnemers en gepensioneerden overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement 2000 ondergaan geen wijziging.

 

Aanspraken uit (echt)scheiding

Evenmin worden gewijzigd de rechten op te verevenen ouderdomspensioen, de eigen rechten op ouderdomspensioen of de rechten op bijzonder levenslang nabestaandenpensioen van de voormalige partners als bedoeld in het pensioenreglement 2000.

 

In afwijking van het gestelde in 17.2 van pensioenreglement 2000 zal - ingeval van scheiding van een (gewezen) deelnemer 2000 na 31 december 2000 van een partner als bedoeld in 1.1.11, sub 3 - de gewezen partner de aanspraak op levenslang nabestaandenpensioen behouden.

 

10.1.2

Garantiejaren 28-40

Het bepaalde in het pensioenreglement 2000, in het bijzonder het bepaalde in de overgangsbepalingen van bedoeld pensioenreglement, met betrekking tot verrekening van pensioen ingevolge vorige dienstbetrekkingen en/of ambten blijft voor de gewezen deelnemers van het pensioenreglement 2000 alsmede voor de deelnemers aan het onderhavige pensioenreglement onverminderd van toepassing.

 

10.1.3

Vaststelling aanspraken 2000

De deelneming van de deelnemer 2000 aan het pensioenreglement 2000 is per 31 december 2000 beëindigd. De deelnemer 2000 verkrijgt op 1 januari 2001 aanspraken op pensioen over de tijd tot 1 januari 2001, als ware er sprake van beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden conform de bepalingen van artikel 15 van het pensioenreglement 2000.

 

10.1.3.1

Nominale aftrek van backservicegat 1989 zolang dienstverband voortduurt

Bij de toepassing van artikel 15 van het pensioenreglement 2000 wordt de in artikel 9.1 van pensioenreglement 2000 genoemde correctie eerst toegepast vanaf het tijdstip dat het dienstverband met de deelnemer 2000 wordt beëindigd dan wel wanneer artikel 15 - voorzover alsdan van toepassing - bij scheiding wordt toegepast.

 

10.1.4.1

Indexatie

Voor de deelnemer 2000 worden de aanspraken 2000 krachtens 10.1.3 op basis van de bepalingen van dit reglement met ingang van 1 januari 2001 aangepast conform 2.6.

 

10.1.4.2

Bij beëindiging van de deelneming worden de alsdan verzekerde aanspraken 2000 aangepast conform 2.7.

 

Voor het overige zijn en blijven op de aanspraken 2000 de bepalingen voor gewezen deelnemers van kracht uit hoofde van het pensioenreglement 2000.

 

10.1.5

Op de persoon:

·        die deelnam aan de tot en met 31 december 2000 geldende pensioenregeling op grond van arbeidsongeschiktheid;

en

·        die op 1 januari 2001 zowel voldoet aan de voorwaarde voor deelneming op grond van arbeidsongeschiktheid van dit reglement; als

·        aan ten minste één van de overige voorwaarden van 1.2 van dit reglement;

zijn de bepalingen met betrekking tot arbeidsongeschiktheid uit hoofde van dit pensioenreglement vanaf 1 januari 2001 van toepassing.

 

10.1.6

De persoon:

·        die deelnam aan de tot en met 31 december 2000 geldende pensioenregeling op grond van arbeidsongeschiktheid;

en

·        die op 1 januari 2001 uitsluitend voldoet aan de voorwaarde voor deelneming op grond van arbeidsongeschiktheid van dit reglement;

behoudt aanspraken op pensioen krachtens de bepalingen van het pensioenreglement 2000.

 

10.1.7

Bij beëindiging van de deelneming op of na 1 januari 2001 is 2.8 van toepassing op de aanspraken krachtens 10.1.2.

 

 

10.2  Overgangsbepalingen met betrekking tot ploegendienstpensioen over

         deelnemerstijd vóór 2001

 

10.2.1

De op 1 januari 2001 in ploegendienst werkzame deelnemer 2000 die op 31 december 2000 deelneemt aan de tot en met die datum geldende pensioenregeling, verkrijgt voor de jaren voorafgaand aan 1 januari 2001, waarin hij onafgebroken in ploegendienst voor Acordis werkzaam was, aanspraak op aanvullend levenslang ouderdomspensioen vanaf de AOW-datum. Voor de toepassing van de onderhavige bepaling en 10.2.2 worden jaren die op grond van de overgangsbepalingen van het pensioenreglement 2000 in aanmerking zijn genomen en waarin de deelnemer 2000 in ploegendienst werkzaam was, gelijkgesteld aan jaren waarin de deelnemer 2000 voor Acordis werkzaam was.

 

10.2.2

De op 1 januari 2001 in ploegendienst werkzame deelnemer 2000, die op 1 januari 1987, alsmede onafgebroken in de tussenliggende periode in ploegendienst werkzaam was, wordt geacht vanaf de datum van aanvang van de deelneming, waaronder jaren uit hoofde van de overgangsbepalingen van het pensioenreglement 2000, in ploegendienst werkzaam te zijn geweest.

 

10.2.3

Voor de vaststelling van de in dit hoofdstuk omschreven aanspraken van de deelnemer 2000, wordt voor elk jaar voorafgaande aan 1987, waarop de deelnemer 2000 geacht wordt in ploegendienst werkzaam te zijn geweest, de vaste ploegendiensttoeslag van 1987 in aanmerking genomen.

 

10.2.4

Onder de vaste ploegendiensttoeslag wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan het per 1 januari van het jaar overeengekomen bedrag aan ploegendiensttoeslag per jaar bij volledige of gedeeltelijke arbeidstijd, verminderd met de per die datum voor de deelnemer 2000 toegepaste algemene toeslagverhoging.

 

10.2.4.1

Onder vaste ploegendiensttoeslag wordt mede verstaan een toeslag die naar het oordeel van de Directie daarmee is gelijk te stellen.

 

10.2.5

Onder algemene toeslagverhoging wordt verstaan de toeslagverhoging, die door de Directie als algemeen wordt aangemerkt.

 

10.2.6

De jaarlijkse opbouw van aanvullend levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van ploegendiensttoeslag bedraagt 2,25% van de in enig jaar, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde, geldende vaste ploegendiensttoeslag.

De aldus in enig jaar vastgestelde aanspraak op levenslang ouderdomspensioen wordt voor de periode van 1 januari van het jaar volgend op het jaar van toekenning tot en met 1 januari 2000 verhoogd volgens de definitie van de algemene inkomensgrondslagverhogingen dan wel de overgangsbepalingen van de tot en met 31 december 2000 geldende pensioenregeling.

 

10.2.7

Het ploegendiensttoeslagouderdomspensioen krachtens de per 31 december 2000 geldende pensioenregeling, wordt verhoogd met de uitkomst van:

A – B,

 

waarbij


A voorstelt:

de vastgestelde aanspraak op levenslang ouderdomspensioen ingevolge 10.2.6;


B voorstelt:
de met 25% verhoogde aanspraak op ploegendiensttoeslagouderdomspensioen krachtens de per 31 december 2000 geldende pensioenregeling en de daarin opgenomen overgangsbepalingen.

Indien het verschil negatief is, wordt geen verhoging toegekend.

 

10.2.8

Nabestaandenpensioen

Door toepassing van dit hoofdstuk wijzigt de eventueel opgebouwde aanspraak op ploegendiensttoeslagnabestaandenpensioen krachtens de tot en met per 31 december 2000 geldende pensioenregeling, alsmede de daarin opgenomen overgangsbepalingen, niet.

 

10.2.9

Aanpassing aanspraken op aanvullend levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van ploegendiensttoeslag

 

De ingevolge dit hoofdstuk vastgestelde aanspraken worden per 31 december 2000 onderdeel van de verkregen aanspraken krachtens het tot en met 31 december 2000 geldende pensioenreglement.

De overgangsbepalingen ingevolge 10.1 zijn onverkort van toepassing.

 

 

10.3  Overgangsbepalingen met betrekking tot tijdelijk ouderdomspensioen

 

10.3.1

Fiscaal maximum

De bepalingen met betrekking tot fiscale maxima conform 3.8 en hoofdstuk 7 zijn op dit hoofdstuk onverkort van toepassing.

Voorzover als gevolg van uitstel van de standaardpensioeningangsdatum het tijdelijk ouderdomspensioen krachtens hoofdstuk 7 en krachtens dit artikel het niveau van 100% van de inkomensgrondslag overschrijdt, kan het meerdere worden omgezet in een hoger ouderdomspensioen vanaf de AOW-datum of in een hoger nabestaandenpensioen, met dien verstande dat na de omzetting het levenslang ouderdomspensioen en het levenslang nabestaandenpensioen niet meer kunnen bedragen dan onderscheidenlijk 100% en 70% van de inkomensgrondslag.

 

10.3.2

Inhaalprepensioen

De deelnemer 2000:

·        die is geboren na 1952; en

·        wiens deelnemingstijd - voorzover gelegen na 1 januari 2001 - minder bedraagt dan 35,5 jaren; en

·        die onafgebroken sinds 1 januari 2001 in dienst is bij Acordis;

verkrijgt met ingang van de maand volgend op de maand waarin de 52-jarige leeftijd wordt bereikt voor elke maand van deelneming, tijdsevenredig, een inhaalprepensioen.

 

Het inhaalprepensioen heeft betrekking op fictieve deelnemingstijd van vóór 1 januari 2001, het dient als aanvulling op en wordt gelijktijdig uitbetaald met het tijdelijk ouderdomspensioen.

 


10.3.3

Hoogte inhaalprepensioen

Het uitzicht op inhaalprepensioen bedraagt 80% van de Grondslag InhaalPrepensioen (GIP) verminderd met een tijdelijk ouderdomspensioen dat zou zijn opgebouwd als geen beperking van opbouw tot het opbouwgrensbedrag had plaatsgevonden.

 

De Grondslag InhaalPrepensioen per maand is:

 

I. a. het vaste maandsalaris per 31 december 2000 op voltijdbasis vermenigvuldigd met het gemiddelde deeltijdpercentage, zoals dit per die datum onder pensioenreglement 2000 is bereikt, waarbij voor de vaststelling van het gemiddelde deeltijdpercentage tevens het deeltijdpercentage van de pensioenjaren uit hoofde van de overgangsbepalingen van het pensioenreglement 2000 in aanmerking wordt genomen en, indien de deelnemer 2000 premievrije en vóór 1 januari 2001 opgebouwde pensioenaanspraken heeft bij de Stichting Pensioenfonds Akzo Nobel, het voor de vaststelling van deze pensioenaanspraken gehanteerde deeltijdpercentage
plus;

   b. 1/12 van de som van de ‘grondslagen ploegentoeslag’ van 1998, 1999 en 2000 volgens de definitie en de overgangsbepalingen van pensioenreglement 2000 en het per 31 december 1999 van kracht zijnde pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Akzo Nobel indien de deelnemer 2000 bij voornoemd fonds op genoemde jaren betrekking hebbende premievrije pensioenaanspraken heeft, gedeeld door het aantal jaren waarin deze ploegentoeslagen van toepassing waren;

welk totaal wordt vermenigvuldigd met de factor (426 -/- t)/426 en
vanaf 1 januari 2001 wordt geïndexeerd krachtens 2.6;

vermeerderd met:

 

II.          de inkomensgrondslag in elke maand van januari 2001 tot de standaardpensioeningangsdatum;

vermenigvuldigd met de factor 1/426, en vanaf 1 februari 2001 geïndexeerd krachtens 2.6.

 

t = het aantal maanden van januari 2001 tot de standaardpensioeningangsdatum.

 

 

10.3.4

Indien de deelnemer 2000 de deelneming beëindigt vóór het bereiken van de standaardpensioeningangsdatum wordt de premievrije aanspraak op inhaalprepensioen berekend ter grootte van het tijdsevenredige gedeelte van de aanspraak krachtens 10.3.3 over de feitelijk doorlopen opbouwperiode gelegen tussen de eerste van de maand volgend op de 52e verjaardag en de standaardpensioeningangsdatum.

 


10.3.5

Op de aanspraken krachtens dit artikel zijn de herschikkingsbepalingen bij flexibilisering van de standaardpensioeningangsdatum van hoofdstuk 7 van toepassing.