11.  Slotbepalingen

 

11.1  Valuta en afronding

 

Het geldbedrag dat is uitgedrukt in valuta’s die onderdeel zijn van verplichte conversie naar euro’s en dat op enigerlei wijze invloed heeft op een pensioenaanspraak ingevolge dit reglement en pensioenreglement 2000 of de overige door het fonds uitgevoerde reglementen is vanaf 1 januari 2002 worden omgerekend op basis van de verplichte conversiekoers, te weten EUR 1 = NLG 2,20371.

 

De rechten en aanspraken op pensioen luiden in guldens tot 1 januari 2002 respectievelijk in euro’s vanaf 1 januari 2002 en worden naar boven afgerond in centen nauwkeurig vastgesteld. De tot 1 januari 2002 opgebouwde aanspraken en rechten op pensioen, inclusief aanspraken 2000, luidend in guldens, zijn omgerekend in euro’s door het bedrag te delen door 2,20371 en de uitkomst naar boven af te ronden op centen.

 

11.2  Tarief 2001

 

Tarief 2001 wordt met inachtneming van het in de Pensioen- en spaarfondsenwet bepaalde door het Bestuur voor een periode van vijf jaar vastgesteld, waarbij Tarief 2001 voor het eerst op 1 januari 2001 wordt geacht te zijn vastgesteld. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële uitgangspunten van het fonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het Bestuur bevoegd Tarief 2001 tussentijds te wijzigen. Bij tussentijdse wijziging vangt de periode van vijf jaar aan op de datum waarop het herziene Tarief 2001 van kracht wordt.

 

 

11.3  Maximumbepaling

 

Het totale op grond van de bepalingen van dit reglement aan de (gewezen) deelnemer of hun nabestaanden uit te keren pensioen of andere uitkering, daaronder niet begrepen de pensioenen van wezen op wie 2.5.4.1 van toepassing is en dat deel van het uit te keren pensioen verkregen op grond van hoofdstukken 3 en 4, zal op het moment van toekenning tezamen met alle uitkeringen die krachtens Nederlandse en/of buitenlandse wettelijke voorzieningen, gerekend naar het niveau op 31 december van het voorafgaande jaar, alsmede alle uitkeringen die worden genoten of hadden kunnen worden genoten krachtens pensioenaanspraken op grond van vroegere dienstbetrekkingen of ambten, niet meer bedragen dan 90% van het voor de berekening - bij ingang van enig pensioen - in aanmerking genomen vaste maandsalaris vermeerderd met vaste ploegendiensttoeslag.

 

 


11.4  Wettelijk maximum

 

Voor het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen krachtens dit reglement, met inbegrip van de pensioenen krachtens aanspraken 2000 en AOW-uitkering, geldt een wettelijk maximum van 100% van het totaal van het laatstelijk vastgestelde vaste maandsalaris en vaste ploegendiensttoeslag.

Voor het jaarlijks levenslang nabestaandenpensioen inclusief AOW-uitkering respectievelijk het jaarlijks wezenpensioen krachtens dit reglement, met inbegrip van de pensioenen krachtens aanspraken 2000, geldt een wettelijk maximum van 70% respectievelijk 14% van het totaal van het laatstelijk vastgestelde vaste maandsalaris en vaste ploegendiensttoeslag.

Bij een salarisdaling als gevolg van het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie, wordt het salaris voor de toepassing van dit artikel vastgesteld op het salaris direct voorafgaand aan het terugtreden, verhoogd met de algemene loonindex Acordis.

 

11.4.1

In afwijking van het bepaalde in dit reglement met betrekking tot fiscale maxima kunnen de pensioenen meer bedragen dan bedoelde maxima voorzover dit het gevolg is van:

·        aanpassing van het pensioen aan een indexcijfer ingevolge 2.6 en 2.7;

·        variatie in de uitkeringshoogte ingevolge 7.5;

·        waardeoverdracht van pensioenaanspraken ingevolge 2.10;

·        herschikking van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen ingevolge 7.4;

met dien verstande dat het tijdelijk ouderdomspensioen als gevolg van toepassing van deze bepaling niet meer bedraagt dan 100% van de inkomensgrondslag op de datum van ingang van het pensioen.

 

 

11.5  Glijclausule

 

Op (dd.mm.jjjj) is een verzoek ingediend als bedoeld in artikel 19c, lid 1 Wet LB. Hangende de afhandeling van dit verzoek wordt de onderhavige pensioenregeling ingevoerd onder de ontbindende voorwaarde dat de regeling een pensioenregeling is als bedoeld in de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet LB.

Indien onherroepelijk komt vast te staan dat de pensioenregeling niet voldoet aan de genoemde bepalingen, wordt de regeling onverwijld en met terugwerkende kracht tot het tijdstip van ingang van de pensioenregeling zodanig aangepast dat wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet LB.